Ik zie een beeld van Onze-Lieve-Heer. Ik zie hem als een vaderlijk figuur met golvend haar, lange baard en vriendelijke ogen onder zijn wenkbrauwen. Hij zit aan het hoofd van een tafel. Aan de lange kant, rechts van hem, zit een oud vrouwtje, die hij moeder Boeken noemt. Aan de andere kant zit ook een oude vrouw, mijn moeder.
“Vrouw Boeken, waarmee kan ik u nu eens lekker verwennen”? vraagt Onze-Lieve-Heer. Oh, een heerlijke ham-kaascroissant! Daar heb ik allang zo’n trek in”. Onze-Lieve-Heer wenkt Gabriël. “Jij bent zo’n goede boodschapper. Wil jij ervoor zorgen dat mevrouw Boeken haar ham-kaascroissant krijgt met alle egards”? Hij wendt zich tot mijn moeder. “En u, mevrouw Arts, waarmee kan ik u een plezier doen”? “Een Belgische kersenbonbons, waarvan ik geen hoofdpijn krijg, zou dat kunnen”? “Rafael, dat kun jij vast wel verzorgen. En dames een lekker kopje koffie lust u er ook vast wel bij”?
De dames zitten te smullen. Onze-Lieve-Heer roert bedachtzaam in zijn koffie. “Weet u, waarom u samen hier aan tafel zit? Neen? U maakt zich zorgen om één kind in het bijzonder. En die kinderen liggen in hetzelfde ziekenhuis, op dezelfde afdeling. Eigenlijk wilt u graag, dat ik die zorgen van u wegneem. Dat is toch zo”? Beide moeders knikken ja. Maar inmiddels hebben ze zoveel hemelervaring, dat ze weten dat aardse zorgen nodig zijn. Daar word je beter van. Maar nu Onze-Lieve-Heer er zelf over begint, alsjeblieft!
Onze-Lieve-Heer schudt zijn hoofd. Neen, hij kan de zorgen niet wegnemen. Hij kan ze alleen maar verlichten door kracht te geven. En kijk, deze aandacht en een klein beetje verwennen geven toch kracht?