Snuffeltje

Opeens stond ze weer naast me. De deur had ik niet gehoord. Een voorzichtige blik uit mijn ooghoek was niet nodig. Een lucht als van verdroogde appeltjes trof mijn neus. Haar bijna onhoorbare, snelle ademhaling maakte korte metten met mogelijke twijfels. Ik was weer vijftien. Kersvers van de mulo werkte ik weer als jongste bediende, het begin van mijn ambtelijke carrière. 

Wat de andere mensen op kantoor deden? Ik had geen idee. Stuk voor stuk hadden ze me duidelijk gemaakt dat zij hoger op de kantoorladder stonden. Iedereen vond dat hij de baas over me kon spelen. Natuurlijk deed ik eerst wat er gedaan moest worden volgens de mensen, bij wie ik op de kamer mocht werken. Op die kamer voelde ik me wel thuis. De kamer ernaast meed ik. Die kamer had drie bewoners. Een meneer -zo werd gefluisterd- die in de oorlog fout was geweest. Hij vulde zijn tijd met het repareren en verkopen van horloges. Als er iemand binnenkwam, spreidde hij een oranje dossieromslag over zijn werk, zuchtte eens diep en kauwde nadenkend op een potlood. Een andere meneer had benen, die in beugels waren gestoken. Om te lopen had hij krukken nodig. Tegen 10 uur arriveerde hij. Zijn auto parkeerde hij zo aan de gracht dat ik er zicht op had. Als hij was uitgestapt en zich met rammelende robotpassen in beweging had gezet, moest ik waar ik mee bezig was laten vallen en naar beneden gaan. Als hij bij de trap was aangekomen, nam ik zijn tas en een van zijn krukken over. Met veel gesteun hees hij zich dan naar boven. Daar gaf ik de kruk aan hem terug en ging hem voor naar zijn kamer, waarbij ik de deuren, die hij moest passeren, open en dicht deed. ’s Middags rond half vier legden we de route in omgekeerde volgorde af. Dan moest ik meelopen naar de auto om zijn tas en krukken in de kofferbak te leggen. Wat hij verder de hele dag deed? Af en toe mocht hij zijn handtekening zetten. Hij was dus hoog.

Nummer drie was van het vrouwelijk geslacht. Ze was ongetrouwd, want ze wilde als juffrouw worden aangesproken. Ze had een peper- en zoutkleurig rattenkopje en een streng rond brilletje. Ze zat achter een bureau dat twee maten te groot was. Op dat houten bureau was met koperen stangen een dubbele opstand bevestigd. Haaks op het bureau stond een houten tafel met twee laatjes. Alles, iedere plank van de opstand, het bureau, de tafel en de vensterbank, was bezaaid met papieren. Tussen die papieren waren touwtjes te zien. Die touwtjes waren vastgemaakt aan de koperen stangen. Aan de andere kant zaten een pen, een potlood, een nietmachine, een vergrootglas, een aansteker, een mesje, een bekertje, een appeltje, een kammetje, een gummetje, een radeergum, een ontnieter en misschien vergeet ik nog wel iets. Dat alles rook naar verdroogde appel. Alles plakte.Als ze ’s avonds naar huis ging, was alles opgeruimd. Hoe ze dat voor elkaar kreeg, weet ik niet. Als ik ’s ochtends op de kamer kwam, was de wanorde weer geschapen. De juffrouw zat dan doorgaans een appeltje te schillen. Haar kleine neusje onder de strenge bril trok ze daarbij steeds op. We noemden haar dan ook stiekem Snuffeltje. Het appeltje werd in partjes gesneden, die in een plastic bekertje werden gedaan. Het mesje werd afgeveegd aan het stuk papier, waar de schillen op waren gevallen. Daarna werd dit tot een prop gefrommeld en in de prullenbak gedeponeerd. Haar werkdag kon beginnen. Haar hand ging telkens van het plastic bekertje naar haar mond, naar een dossier of een wetboek of naar een van de touwtjes om een pen of een potlood of een vergrootglas of wat dan ook te vinden.

Voor Snuffeltje was ik bang. Waar dat aan lag, weet ik nog steeds niet, maar als ze onverwacht naast me stond en me met haar piepende, zachte, snuffende stem vertelde, dat ik de afgedane dossiers weer niet had opgeborgen, kromp ik in elkaar. Dat gezeur over die paar dossiertjes! Natuurlijk moest ik eerst andere dingen doen. Waarom zou ik naar die sombere kamer met zijn zwijgende bewoners gaan? Ze deed het ook om me te pesten. Soms keek ik om tien uur in het laatje, waar mijn opbergwerk moest liggen en dan was het leeg. Een halfuur later lagen er als door een wonder dossiers in. Soms hoorde je haar wel onze kamer binnenkomen. Met opgestoken zeil liep ze dan naar de chef en piepte en snufte tegen hem. Soms liep ze dan triomfantelijk terug naar haar kamer. Soms droop ze af. Dan had ze te horen gekregen dat ze niet moest zeuren. In het andere geval wist ik, dat ik een dringend verzoek zou krijgen. Zuchtend ging ik dan naar de plakkende, naar verdroogde appeltjes ruikende dossiers, terwijl Snuffeltje met een overwinningsgebaar aan het touwtje trok, waaraan haar beker thee vastzat.