Kameraden

Stil sta je achter me. Je vrolijke kleuren zijn gewassen en doen weer dienst in de tuin. De bladeren van de vingerplant onttrekken je langzaam aan het zicht. Het doet je niets. Je verroert je niet. Geen gekraak ontsnapt je poten. Je staat daar doelloos bruin gelakt. 

Hoe lang is dat nu? Nog geen maand geleden was je er volop. Je stond in het zonnetje voor de tuindeur. Je bruin was bedekt met vrolijk geel, groen en blauw. En daarop verbleef koninklijk onze Tup. Hij strekte zijn zwarte vacht behaaglijk in je uit of rolde zich op tot een bal. Jij en hij hoorden bij elkaar vanaf de dag dat je bij ons kwam. We zouden tijdelijk voor je zorgen tot je eigenaar iets had gevonden. Dat duurde langer dan gedacht. En toen hij eindelijk had gevonden, was er geen plaats voor jou. Tup was daar gelukkig mee. Hij kon je niet missen. Dat zagen we een paar maanden geleden. Noodgedwongen verbleef hij in de serre zonder jou. Stress was het gevolg. Toen we je naar de serre verhuisden, was alles weer goed. Weg stress! Spinnend nam Tup je weer in. Jij schommelde tevreden. 

Ruim twee maanden was de serre het hoofdverblijf van jou en Tup. Tup was bejaard en at steeds minder. Jij was zijn metgezel. Bij jou vond hij rust. Natuurlijk kwam hij ook bij ons kijken, vroeg om zijn portie aandacht, zeurde om eten en drinken. Maar altijd kwam hij bij jou terug. En jij nam hem zacht schommelend op. 

Je hebt Tup altijd beschermd. Jij verschafte hem een troon. Natuurlijk ging het niet altijd rustig. Uiteindelijk was Tup een stevig gebouwde zwarte kater. Hij was levenslustig en samen met zusje Tod altijd bereid tot kattenkwaad. Van voor naar achter zaten ze elkaar achterna door het huis. Ze sprongen tegen elke bank en kwamen na een fikse glijpartij pas tot stilstand. Jij kreeg dikwijls een zwieper mee. Of de een verstopte zich om de ander te bespringen. Of ze dolden met een propje zilverpapier.

Tod en jij hadden niets samen. Jij was het exclusieve domein van Tup. Tod bleef gewoon uit je buurt. De machtsverhouding tussen broer en zus wisselde geregeld. Alleen niet als het om jou ging. 

Langzaam verdwenen de wilde haren. Tod werd ziek. We moesten haar laten inslapen. Lang heeft Tup zoekend en roepend rond gelopen. Steeds weer vond hij rust bij jou. Jullie band werd hechter en hechter. Totdat. 

Stil sta je achter me.