Het glazen muiltje

Er was eens een koning, die Carolus heette. Het gebeurde niet dikwijls dat deze koning zorgen had. Meestal zat hij met zijn zonnigste gezicht op zijn troon en lachte zijn raadslieden hartelijk toe. Vannacht had hij vervelend gedroomd. Hij had gedroomd over prins Pieter en dat die maar niet aan de vrouw kon komen. Nu was Carolus wel een moderne koning. Hij kon zich dus voorstellen dat Pieter niet in vrouwen geïnteresseerd was, maar ja, dan kwamen er geen troonopvolgertjes. En daarover maakte koning Carolus zich zorgen.

Met een peinzend gezicht zat hij op zijn troon. Een lakei of raadsman, die zijn gezicht liet zien, stuurde hij meteen terug. Na een uur of wat herinnerde koning Carolus zich Petemoei, de fee. Haar zou hij om raad vragen. Hij liet zijn bolide voorkomen, gaf zijn voerman een vrije dag en ging op zoek naar Petemoei. Ergens in het Grote Dromenbos had hij haar de laatste keer ontmoet.

Na een dag rijden parkeerde hij zijn bolide bij een blauwe P aan de rand van het Grote Dromenbos en ging te voet verder. Na een halfuurtje werd hij slaperig. Hij gaapte, gaapte nog eens en ging op het mos zitten. Dat zat wel lekker en al snel verscheen er een vriendelijke oude vrouw. Carolus stond op en kuste de oude vrouw drie maal. “Dag Petemoei”, zei hij, “dat is alweer lang geleden”. “Je hebt natuurlijk weer advies nodig, hè”, constateerde Petemoei. “Hoe kunt u het raden”?

Carolus vertelde zijn probleem. Petemoei begon te lachen: “als het niet anders is. Ik help hem zo aan de vrouw, maar Pieter moet er wel moeite voor doen, hoor! De afkomst van het meisje maakt je toch niet uit? Organiseer jij maar een groot feest in het paleis, waarvoor je alle meisjes van het land uitnodigt. Ik zorg wel voor de rest”.

Met een glimlach op zijn gezicht werd koning Carolus wakker. Wat deed hij hier in de regen? En waar was zijn donzen dekbed? Hij vond het maar raar en toch bleef die glimlach. Energiek stond hij op en ging aan de wandel. Op zijn gemak bewonderde hij de prachtige vergezichten onderweg, luisterde hij naar de zangkunst van de nachtegaal en andere vogels, bewonderde hij de paddenstoelen, die kaboutertjes prachtig hadden beschilderd en vond tenslotte zijn bolide tussen het groen. In opperbeste stemming reed hij naar huis. Zijn raadslieden gaf hij opdracht om alle meisjes uit te nodigen voor een groot feest morgenavond. Zijn lakeien moesten de zalen en de paleistuin versieren en voor heerlijke hapjes en drankjes zorgen. Bij al die drukte verscheen prins Pieter al gauw. Dat kwam mooi uit.

“Pieter, kom eens hier. Ik organiseer morgenavond een groot feest. Wil jij al je vrienden vragen te komen? Ik heb alle meisjes uitgenodigd”. Natuurlijk wilde Pieter weten, waarom dit feest werd gegeven, maar koning Carolus zei alleen maar dat hij daar gewoon zin in had.

De volgende avond was het echt feest. Stralend bekeek koning Carolus de prachtige versieringen. Zijn lakeien hadden echt hun best gedaan. De meisjes hadden zich werkelijk uitgesloofd om op te vallen: prachtige decolletés, schitterende juwelen, opvallende kapsels, eentje had zelfs glazen muiltjes. Ook Pieter had zijn best gedaan. Net als zijn vrienden was hij in gala. En ja, hij vroeg dat meisje met glazen schoentjes met hem te dansen. Dat konden ze goed samen! Hij vond het wel een mooi paar. Rond middernacht was het feest op zijn hoogtepunt. Was er aan het begin nog wat onwennigheid, nu was die helemaal verdwenen. Het was een gezellig geroezemoes van stemmen en muziek. Opeens zag koning Carolus, dat het onrustig was bij een van de deuren. Zijn zoon stond midden tussen een aantal gasten opgewonden te praten. Daar moest hij het fijne van weten. Carolus liep er naar toe. Al snel begreep hij wat er aan de hand was. Het meisje met de glazen muiltjes, waar Pieter bijna de hele avond mee had gedanst en gepraat, was overhaast vertrokken. Pieter ging haar nog luid roepend achterna, maar ze reageerde niet. Hij wist niet hoe ze heette. Hij wist niet waar ze woonde. Het enige wat hij had was het glazen muiltje, dat zij bij haar vertrek had verloren.

Een paar dagen later zat koning Carolus weer eens op zijn troon. Waar zou Prins Pieter zijn? Meteen na het feest was hij vertrokken. Het glazen muiltje had hij meegenomen, meer niet. Ik kom pas terug, als ik het meisje heb gevonden van wie dit muiltje is, had hij zijn vader verzekerd. En Carolus maar wachten. Uit verveling vroeg hij om een copieuze lunch. Zijn lakeien pakten uit en even later zat Carolus tussen de broodjes, de hammen, de puddingen, de gebakken eieren en wat er verder voor heerlijks op tafel stond. Juist toen hij een grote hap bitterkoekjespudding had genomen, klonk er klaroengeschal. Hij verslikte zich en hoestend en met een rood hoofd zag hij prins Pieter binnen komen. Die lachte van oor tot oor en sleepte een meisje achter zich aan. “Papa, zij is het. Met haar wil ik verder leven”. Natuurlijk vroeg koning Carolus wie ze was en waar ze vandaan kwam. Het meisje maakte een elegante reverence en gaf hem een boek: De sprookjes van Grimm. “Leest u het verhaal “Assepoester” maar”, zei Prins Pieter. 

En toen was het weer tijd voor een groot feest en een lang en gelukkig verder leven.